HofvijverLezing 2014 gehouden door Thomas von der Dunk op 27 november 2014.
“Den Haag in Europa; Europa in Den Haag”.
Samenvattend verslag
Door de Stichting “Vrienden van de Hofvijver” werd op donderdag 27 november 2014 voor de eerste maal de jaarlijkse HofvijverLezing georganiseerd. De bijeenkomst vond plaats in de fraaie vergaderzaal van de Eerste Kamer, die uitkijkt op de Hofvijver. Voor in groten getale opgekomen toehoorders hield Thomas von der Dunk een boeiende voordracht waarin hij – in historisch perspectief – de bijzondere positie van de stad Den Haag uiteen zette. Dit nadat eerste de gastheer van die avond, de heer Hamilton (griffier van de Eerste Kamer) een interessant verhaal had gehouden over de geschiedenis van de vergaderzaal en de aanpalende gebouwen op het Binnenhof. Het is altijd weer indrukwekkend om te beseffen dat deze zaal, op last van Johan de Witt gebouwd, eens de vergaderingen van de Staten van Holland ruimte bood. De Republiek stond toen op het hoogtepunt van zijn macht en dat is te zien aan de vele geschilderde uitbeeldingen op het plafond.
In dit verslag zijn de belangrijkste punten uit de voordracht opgenomen.
Voor een letterlijke en volledige weergave kan het beeldverslag via de website van de Vrienden van de Hofvijver worden bekeken (www.hofvijver.net/hofvijverlezing.html).
Botsende rollen
De spreker merkt allereerst op dat Den Haag een bijzondere positie inneemt omdat deze stad drie verschillende rollen vervult, t.w. een rol als
- gemeente (en hoofdstad van de provincie Zuid-Holland); - zetel van de regering;
- hoofdstad van “internationaal recht en vrede”.
De laatstgenoemde rol wordt vooral door het gemeentebestuur zelf aan de stad toegerekend en ook de huidige burgemeester, Jozias van Aartsen, vindt deze rol heel belangrijk.
In zijn verder betoog gaat spreker in op de historische achtergronden en ontwikkelingen en op de spanningen die de uitvoering van deze rollen de laatste jaren met zich mee brengen. Het gaat dan vooral om de ingewikkelde relatie tussen de twee laatstgenoemde rollen.
De vorming van de Republiek
Den Haag is al vanouds het bestuurlijk centrum (hofstad) van ons land. Gesticht als residentie van de graaf van Holland (ca. 1248) is het eeuwen lang klein gebleven en nooit ommuurd geweest. Het had geen stem in de Staten van Holland, kortom geen echte stad. Deze kwaliteiten maakten het echter heel geschikt om in een federatieve staat als de Republiek der Verenigde Nederlanden (deze aanduiding zegt het al) als regeringscentrum te fungeren, want niet bedreigend voor de anderen. De keus voor een zwak centrum zie je vaak in federatieve staten, zie bv Washington in de Verenigde Staten, dat geen eigen staat heeft (District of Columbia). In de tijd van de Republiek lag de soevereine macht bij de gewesten, waarbij het gewest “Holland en West-Friesland” een dominante rol speelde. Deze voorliefde voor een zwakke overkoepelende regering (Staten-Generaal) was volgens spreker ook het belangrijkste motief voor de Opstand die leidde tot de Tachtig Jarige Oorlog. Men was sterk gekant tegen de door koning Filips II ingevoerde maatregelen gericht op unificatie en efficiënt bestuur (“Filips was eigenlijk de eerste echte bureaucraat, die zijn imperium van uit het El Escorial in Spanje bestierde en een papiervloed richting zijn domeinen liet stromen”). In de Republiek hadden namelijk de steden ieder nog eigen rechtspraak (en zelfs nog lange tijd verschillende kalenders!). Dat wilde men behouden.
Natuurlijk speelden er ook economische en religieuze overwegingen een rol, maar daarbij was vooral het feit dat de oude privilegiën werden geschonden het meest aanstootgevend. De Opstand werd dan ook als een terugkeer naar de oude tijden van weleer beschouwd en niet als een revolutie. Daar keek Filips II anders tegen aan. Voor hem was de Opstand een illegale actie (we zouden nu zeggen in strijd met het internationaal recht ).
De Vrede van Munster in 1648
Met het sluiten van de vrede van Munster in 1648 is de Republiek internationaal door de toenmalige vorstendommen en het Keizerrijk erkend als onafhankelijke soevereine staat. Van af dat jaar is de ontwikkeling van het internationaal recht tot stand gekomen. Voorwaarde daarvoor is immers dat er sprake is van staten die elkaar beschouwen als soeverein en dat ook respecteren met rechtsregels. De naam van Hugo de Groot is aan dat internationaal recht verbonden. Hij heeft de grondslagen van dat recht ontworpen, m.n. door zijn geschrift over de vrije zee (“Mare Liberum”).
Hoewel de Republiek dus nu als staat erkend was moet worden bedacht dat ieder gewest, zoals eerde opgemerkt, in hoge mate soeverein was. Aan de Staten-Generaal waren slechts enkele taken toebedeeld, vooral buitenlands beleid en oorlogvoering. De besluitvorming geschiedde bij consensus en met last en ruggespraak. Dat leidde in de praktijk tot trage besluitvorming, waarbij soms kleine partijen een spaak in het wiel konden steken doordat unanimiteit vereist was.
Spreker vroeg ook aandacht voor de situatie waarin de Republiek zich bevond als onderdeel van het Heilige Roomse Rijk. Om dat te begrijpen is het nodig om te beseffen dat Karel V in essentie twee rollen had, als keizer van genoemd Rijk en als graaf van Holland, hertog van Gelre etc. Na zijn abdicatie splitste Karel V deze twee rollen. Zijn broer (Ferdinand) kreeg de rol van keizer, zijn zoon (Filips II, koning van Spanje) kreeg de andere rol. De Republiek was in opstand gekomen tegen de koning van Spanje, maar bleef gewoon onderdeel van het Keizerrijk (zie ook aanleg van de Keizersgracht en de Keizerskroon op de Westerkerk in Amsterdam). Pas na 1648 wordt de Republiek een soevereine staat.
De Gouden Eeuw
In de 17e eeuw is de Republiek vanwege zijn economische macht een grote speler op het wereldtoneel. Vanwege de handelsbelangen (vooral die van Amsterdam) staat het streven naar vrede voorop. Alleen indien deze belangen duidelijk worden geschaad door andere landen wordt er besloten om geweld te gebruiken. Spreker wijst in dit verband als voorbeeld op de gewelddadige acties van Jan Pietersz. Coen in de Oost, die door hem tegen de Portugezen en de Engelsen zijn ondernomen. Overheersend was een buitenlandse politiek die rekening hield met de binnenlandse verhoudingen. Rust in eigen kring was van groot belang. Ook de eerder genoemde trage besluitvormingsprocedures werkten drastische besluiten niet in de hand. Dat gold overigens ook voor importante benoemingen. Zo werden belangrijke posities in het leger en de vloot eerder genomen op basis van ‘wie heeft er gezien anciënniteit en familie recht op’ dan op basis van gebleken geschiktheid. Dat is volgens spreker in de huidige tijd nog steeds het geval, zover is onze cultuur niet veranderd sindsdien. Noemt als voorbeeld de benoeming van Karremans tot commandant in Srebrenica die volgens spreker destijds niet zozeer geschied is vanwege zijn bekwaamheid, maar omdat hij “aan de beurt was”.
Wijziging internationale positie na 1800
In de loop van de achttiende eeuw wordt de internationale positie van de Republiek geleidelijk aan minder van belang. We verliezen de vierde Engelse Oorlog van Engeland en worden overwonnen door de Fransen. Eerst een koninkrijk onder Lodewijk Napoleon, dan een onderdeel van het Franse Imperium onder Napoleon. Dan wordt in 1813 Nederland een koninkrijk onder een Oranje en denkt men ‘de oude tijden komen weerom’. Dat is echter een miskenning van het feit dat Nederland als relatief klein land internationaal in een ondergeschikte positie is beland. Engeland, Frankrijk en Rusland bepaalden op het Congres van Wenen onze toekomst. Op grond daarvan werden Nederland en België samengevoegd tot het Verenigd Koninkrijk (dat na enige jaren overigens weer opgesplitst werd).
Nederland krijgt als klein land nu veel belang bij het opstellen en handhaven van regels conform internationaal recht. Het is dan ook logisch dat Nederland zich inspant om de vrede in de wereld te bevorderen. Zo worden in Den Haag eind 19e eeuw en begin 20e eeuw Vredesconferenties gehouden, waar vertegenwoordigers uit vele landen bijeenkomen, en wordt in Den Haag het Vredespaleis gebouwd, dat in 1913 gereed komt. Hierin werden aanvankelijk het Internationale Hof van Arbitrage en de Bibliotheek gehuisvest. In 1922 werd daaraan toegevoegd Het Internationale Hof van Justitie. Dat werd in 1945 het Internationaal Gerechtshof.
Rond 1900 lopen de spanningen tussen de Europese grootmachten echter op en de eerste Wereldoorlog breekt uit (1914 -1918). Nederland kan dan neutraal blijven, conform het eerder geschetste ideaal van de buitenlandse politiek. In de tweede Wereldoorlog wordt Nederland echter, tegen zijn zin, partij door de brute inval van de Duitsers. De datum van deze inval (10 mei 1940) is volgens spreker eigenlijk veel belangrijker dan die van 4 en 5 mei, die nu jaarlijks worden herdacht. Op 10 mei verloor Nederland zijn onschuld. Het wordt de 20e eeuw ingesleurd die gekenmerkt wordt door moeilijke afwegingen tussen conflicterende doelstellingen van internationaal recht enerzijds en veiligheid anderzijds.
De Koude Oorlog
Na de tweede Wereldoorlog is de macht in de wereld verdeeld in twee kampen, West versus Oost. Het Westen heeft zich voor de bescherming van zijn veiligheid sterk gemaakt in het kader van de NAVO en in Europa is de EEG tot stand gekomen om de handel te bevorderen. Op wereldschaal is de organisatie van de Verenigde Naties opgericht.
Het internationale beleid van Nederland berust dan op de drie pijlers, t.w. - NAVO, voor de veiligheid
- EEG, voor de handel
- VN, voor de handhaving van het internationaal recht
Spreker benadrukt dat aansluiting bij de NAVO de facto was gemotiveerd door de volgende drieslag :
“Keep the Americans in” (gevaar bestond altijd dat isolationisme in VS de kop op zou steken);
“Keep the Russians out“ (tegen de dreiging van communistische expansie);
“Keep the Germans under” (om herhaling van oorlog te voorkomen).
Voor Nederland is eigenlijk altijd het handelsbelang een zeer belangrijk motief gebleven bij de bepaling van het buitenlands beleid, terwijl voor veel andere landen het handelsbeleid als middel wordt gebruikt voor politieke doelen (zie bv huidige sancties tegen Rusland i.v.m. Oekraïne). Het belang van de oprichting van de EG (en de voorloper Europese Kolen en Staal Gemeenschap, EKGS) is vooral gelegen in het bewaren van een goede balans tussen Frankrijk en Duitsland. Nederland had hier geen eigen groot belang: het moest eenvoudig meedoen in het concert van de grote landen.
Nederland heeft zijn buitenlandse politiek na de oorlog nog lang volgens de aangegeven lijnen kunnen ontplooien. Met de val van de muur en het einde van de “koude oorlog” wordt dit steeds problematischer.
Na de val van de Berlijnse muur in 1989
De verhoudingen in de wereld veranderen drastisch en dat vraagt om andere allianties.
Zo wordt de EG omgevormd tot EU en krijgt een veel politiekere functie. Dat maakt dat er een intensievere relatie met de NAVO ontstaat. De NAVO op zijn beurt wordt veel meer dan vroeger een offensieve rol toebedeeld (bv in Joegoslavië, Irak en Afghanistan). Die rol van de NAVO stelt Nederland steeds weer voor de vraag hoe die te rijmen met het internationaal recht en de rol van de VN. In de praktijk volgt Nederland vaak het beleid van de VS (zie bv steun aan de inval in Irak in 1993). Opmerkelijk is dat Nederland zo Atlantisch is ingesteld, in tegenstelling tot bv België dat veel meer Europees is georiënteerd. Volgens spreker komt dat (mede) doordat Den Haag aan de rand van het land ligt. De Noordzee biedt zicht op Engeland (en in het verlengde daarvan) op de VS. Als er gevaar dreigt biedt de zee een veilige uitweg (die is ook als zodanig vaak gebruikt, denk aan vertrek van de regering in 1940). Het gevaar komt voor Nederland ook altijd van het land (Rampjaar in 1672, inval van het Franse leger in 1795, inval leger van Hitler in 1940). Typerend is ook de uitspraak van politici bij het bezweren van een crisis (“zij gaan dan het land in”).
Spagaat
Het is in de huidige tijd voor Nederland, als lidstaat van de EU, erg moeilijk twee heren te dienen, t.w. de VS en de VN.
In concrete gevallen is steeds een keuze wat te doen heel lastig. Die keuze wordt daarom het liefst vermeden en indien gemaakt vaak niet helder gecommuniceerd. Dat leidt ook tot ingewikkelde beslissingen die de kool en de geit sparen : “voor de bestrijding van IS wel bombarderen in Irak, want dat is niet in strijd met internationaal recht; niet bombarderen in Syrië, want dat mag niet”. Volgens spreker is het overigens opmerkelijk dat het debat in het parlement over de inzet van Nederland zich (weer) beperkt tot een discussie over de legitimiteit van deze missie. De vraag of die missie eigenlijk wel zinvol en effectief is komt daarbij - en dat ik kenmerkend voor de Nederlandse politieke opstelling - nauwelijks aan de orde. Een ander voorbeeld is de positie inzake Israël. VS geven sterke steun, vrijwel onvoorwaardelijk, aan het beleid van Israël inzake de Palestijnen. Nederland heeft veel kritiek op Israël, maar steunt de facto toch het beleid van de VS.
Het is duidelijk dat een groot land als de VS zich niet de wet laat voorschrijven door het internationale recht als dat zo uitkomt. De VS zijn daarom ook geen lidstaat geworden van het Internationaal Gerechtshof (ICC) in Den Haag en werd in 2003 een VN resolutie voor een inval in Irak niet onontbeerlijk geacht. Dat de VS zich al lang als een bijzondere natie beschouwt licht spreker toe met een historische anekdote. Tijdens het overleg tussen Roosevelt, Stalin en Churchill op Yalta heeft Roosevelt voorgesteld om een afspraak te maken over algehele ontwapening. Maar dan wel met één uitzondering, namelijk de VS. Immers er diende een land bewapend te blijven om als een soort politieagent te kunnen optreden!
Gezien zijn lange historie en veelvormige talen en culturen is de opstelling van Europa op een andere leest geschoeid. Europese landen zijn veel relativerender over eigen gelijk. Hebben daarom enig begrip voor recente optreden van Putin (al is hij volgens spreker ook een schurk). Immers redelijke argumenten worden niet a priori ter zijde geschoven. Dus veel minder een houding van “wie niet voor ons is, is tegen ons” (zoals president G.W. Bush als beleid hanteerde).
Slotconclusie
Grote landen als Rusland en de VS voeren veel meer dan de Europese landen een echte Realpolitik (zo schudde Cheney ooit de hand van Saddam en gaf de VS steun aan Irak tegen Iran). Nederland zal moeten leren leven met dit gegeven, en zich er een weg in moeten vinden. Moet echter wel er voor waken te veel toe te geven aan populistische verlangens om internationale verdragen (bv het bilaterale verdrag met Marokko, het internationale Vluchtelingenverdrag) op te zeggen. Die blijven belangrijke toetsstenen van onze beschaving.
Transscriptie: J. E. van Dam / 29 januari 2015
“Den Haag in Europa; Europa in Den Haag”.
Samenvattend verslag
Door de Stichting “Vrienden van de Hofvijver” werd op donderdag 27 november 2014 voor de eerste maal de jaarlijkse HofvijverLezing georganiseerd. De bijeenkomst vond plaats in de fraaie vergaderzaal van de Eerste Kamer, die uitkijkt op de Hofvijver. Voor in groten getale opgekomen toehoorders hield Thomas von der Dunk een boeiende voordracht waarin hij – in historisch perspectief – de bijzondere positie van de stad Den Haag uiteen zette. Dit nadat eerste de gastheer van die avond, de heer Hamilton (griffier van de Eerste Kamer) een interessant verhaal had gehouden over de geschiedenis van de vergaderzaal en de aanpalende gebouwen op het Binnenhof. Het is altijd weer indrukwekkend om te beseffen dat deze zaal, op last van Johan de Witt gebouwd, eens de vergaderingen van de Staten van Holland ruimte bood. De Republiek stond toen op het hoogtepunt van zijn macht en dat is te zien aan de vele geschilderde uitbeeldingen op het plafond.
In dit verslag zijn de belangrijkste punten uit de voordracht opgenomen.
Voor een letterlijke en volledige weergave kan het beeldverslag via de website van de Vrienden van de Hofvijver worden bekeken (www.hofvijver.net/hofvijverlezing.html).
Botsende rollen
De spreker merkt allereerst op dat Den Haag een bijzondere positie inneemt omdat deze stad drie verschillende rollen vervult, t.w. een rol als
- gemeente (en hoofdstad van de provincie Zuid-Holland); - zetel van de regering;
- hoofdstad van “internationaal recht en vrede”.
De laatstgenoemde rol wordt vooral door het gemeentebestuur zelf aan de stad toegerekend en ook de huidige burgemeester, Jozias van Aartsen, vindt deze rol heel belangrijk.
In zijn verder betoog gaat spreker in op de historische achtergronden en ontwikkelingen en op de spanningen die de uitvoering van deze rollen de laatste jaren met zich mee brengen. Het gaat dan vooral om de ingewikkelde relatie tussen de twee laatstgenoemde rollen.
De vorming van de Republiek
Den Haag is al vanouds het bestuurlijk centrum (hofstad) van ons land. Gesticht als residentie van de graaf van Holland (ca. 1248) is het eeuwen lang klein gebleven en nooit ommuurd geweest. Het had geen stem in de Staten van Holland, kortom geen echte stad. Deze kwaliteiten maakten het echter heel geschikt om in een federatieve staat als de Republiek der Verenigde Nederlanden (deze aanduiding zegt het al) als regeringscentrum te fungeren, want niet bedreigend voor de anderen. De keus voor een zwak centrum zie je vaak in federatieve staten, zie bv Washington in de Verenigde Staten, dat geen eigen staat heeft (District of Columbia). In de tijd van de Republiek lag de soevereine macht bij de gewesten, waarbij het gewest “Holland en West-Friesland” een dominante rol speelde. Deze voorliefde voor een zwakke overkoepelende regering (Staten-Generaal) was volgens spreker ook het belangrijkste motief voor de Opstand die leidde tot de Tachtig Jarige Oorlog. Men was sterk gekant tegen de door koning Filips II ingevoerde maatregelen gericht op unificatie en efficiënt bestuur (“Filips was eigenlijk de eerste echte bureaucraat, die zijn imperium van uit het El Escorial in Spanje bestierde en een papiervloed richting zijn domeinen liet stromen”). In de Republiek hadden namelijk de steden ieder nog eigen rechtspraak (en zelfs nog lange tijd verschillende kalenders!). Dat wilde men behouden.
Natuurlijk speelden er ook economische en religieuze overwegingen een rol, maar daarbij was vooral het feit dat de oude privilegiën werden geschonden het meest aanstootgevend. De Opstand werd dan ook als een terugkeer naar de oude tijden van weleer beschouwd en niet als een revolutie. Daar keek Filips II anders tegen aan. Voor hem was de Opstand een illegale actie (we zouden nu zeggen in strijd met het internationaal recht ).
De Vrede van Munster in 1648
Met het sluiten van de vrede van Munster in 1648 is de Republiek internationaal door de toenmalige vorstendommen en het Keizerrijk erkend als onafhankelijke soevereine staat. Van af dat jaar is de ontwikkeling van het internationaal recht tot stand gekomen. Voorwaarde daarvoor is immers dat er sprake is van staten die elkaar beschouwen als soeverein en dat ook respecteren met rechtsregels. De naam van Hugo de Groot is aan dat internationaal recht verbonden. Hij heeft de grondslagen van dat recht ontworpen, m.n. door zijn geschrift over de vrije zee (“Mare Liberum”).
Hoewel de Republiek dus nu als staat erkend was moet worden bedacht dat ieder gewest, zoals eerde opgemerkt, in hoge mate soeverein was. Aan de Staten-Generaal waren slechts enkele taken toebedeeld, vooral buitenlands beleid en oorlogvoering. De besluitvorming geschiedde bij consensus en met last en ruggespraak. Dat leidde in de praktijk tot trage besluitvorming, waarbij soms kleine partijen een spaak in het wiel konden steken doordat unanimiteit vereist was.
Spreker vroeg ook aandacht voor de situatie waarin de Republiek zich bevond als onderdeel van het Heilige Roomse Rijk. Om dat te begrijpen is het nodig om te beseffen dat Karel V in essentie twee rollen had, als keizer van genoemd Rijk en als graaf van Holland, hertog van Gelre etc. Na zijn abdicatie splitste Karel V deze twee rollen. Zijn broer (Ferdinand) kreeg de rol van keizer, zijn zoon (Filips II, koning van Spanje) kreeg de andere rol. De Republiek was in opstand gekomen tegen de koning van Spanje, maar bleef gewoon onderdeel van het Keizerrijk (zie ook aanleg van de Keizersgracht en de Keizerskroon op de Westerkerk in Amsterdam). Pas na 1648 wordt de Republiek een soevereine staat.
De Gouden Eeuw
In de 17e eeuw is de Republiek vanwege zijn economische macht een grote speler op het wereldtoneel. Vanwege de handelsbelangen (vooral die van Amsterdam) staat het streven naar vrede voorop. Alleen indien deze belangen duidelijk worden geschaad door andere landen wordt er besloten om geweld te gebruiken. Spreker wijst in dit verband als voorbeeld op de gewelddadige acties van Jan Pietersz. Coen in de Oost, die door hem tegen de Portugezen en de Engelsen zijn ondernomen. Overheersend was een buitenlandse politiek die rekening hield met de binnenlandse verhoudingen. Rust in eigen kring was van groot belang. Ook de eerder genoemde trage besluitvormingsprocedures werkten drastische besluiten niet in de hand. Dat gold overigens ook voor importante benoemingen. Zo werden belangrijke posities in het leger en de vloot eerder genomen op basis van ‘wie heeft er gezien anciënniteit en familie recht op’ dan op basis van gebleken geschiktheid. Dat is volgens spreker in de huidige tijd nog steeds het geval, zover is onze cultuur niet veranderd sindsdien. Noemt als voorbeeld de benoeming van Karremans tot commandant in Srebrenica die volgens spreker destijds niet zozeer geschied is vanwege zijn bekwaamheid, maar omdat hij “aan de beurt was”.
Wijziging internationale positie na 1800
In de loop van de achttiende eeuw wordt de internationale positie van de Republiek geleidelijk aan minder van belang. We verliezen de vierde Engelse Oorlog van Engeland en worden overwonnen door de Fransen. Eerst een koninkrijk onder Lodewijk Napoleon, dan een onderdeel van het Franse Imperium onder Napoleon. Dan wordt in 1813 Nederland een koninkrijk onder een Oranje en denkt men ‘de oude tijden komen weerom’. Dat is echter een miskenning van het feit dat Nederland als relatief klein land internationaal in een ondergeschikte positie is beland. Engeland, Frankrijk en Rusland bepaalden op het Congres van Wenen onze toekomst. Op grond daarvan werden Nederland en België samengevoegd tot het Verenigd Koninkrijk (dat na enige jaren overigens weer opgesplitst werd).
Nederland krijgt als klein land nu veel belang bij het opstellen en handhaven van regels conform internationaal recht. Het is dan ook logisch dat Nederland zich inspant om de vrede in de wereld te bevorderen. Zo worden in Den Haag eind 19e eeuw en begin 20e eeuw Vredesconferenties gehouden, waar vertegenwoordigers uit vele landen bijeenkomen, en wordt in Den Haag het Vredespaleis gebouwd, dat in 1913 gereed komt. Hierin werden aanvankelijk het Internationale Hof van Arbitrage en de Bibliotheek gehuisvest. In 1922 werd daaraan toegevoegd Het Internationale Hof van Justitie. Dat werd in 1945 het Internationaal Gerechtshof.
Rond 1900 lopen de spanningen tussen de Europese grootmachten echter op en de eerste Wereldoorlog breekt uit (1914 -1918). Nederland kan dan neutraal blijven, conform het eerder geschetste ideaal van de buitenlandse politiek. In de tweede Wereldoorlog wordt Nederland echter, tegen zijn zin, partij door de brute inval van de Duitsers. De datum van deze inval (10 mei 1940) is volgens spreker eigenlijk veel belangrijker dan die van 4 en 5 mei, die nu jaarlijks worden herdacht. Op 10 mei verloor Nederland zijn onschuld. Het wordt de 20e eeuw ingesleurd die gekenmerkt wordt door moeilijke afwegingen tussen conflicterende doelstellingen van internationaal recht enerzijds en veiligheid anderzijds.
De Koude Oorlog
Na de tweede Wereldoorlog is de macht in de wereld verdeeld in twee kampen, West versus Oost. Het Westen heeft zich voor de bescherming van zijn veiligheid sterk gemaakt in het kader van de NAVO en in Europa is de EEG tot stand gekomen om de handel te bevorderen. Op wereldschaal is de organisatie van de Verenigde Naties opgericht.
Het internationale beleid van Nederland berust dan op de drie pijlers, t.w. - NAVO, voor de veiligheid
- EEG, voor de handel
- VN, voor de handhaving van het internationaal recht
Spreker benadrukt dat aansluiting bij de NAVO de facto was gemotiveerd door de volgende drieslag :
“Keep the Americans in” (gevaar bestond altijd dat isolationisme in VS de kop op zou steken);
“Keep the Russians out“ (tegen de dreiging van communistische expansie);
“Keep the Germans under” (om herhaling van oorlog te voorkomen).
Voor Nederland is eigenlijk altijd het handelsbelang een zeer belangrijk motief gebleven bij de bepaling van het buitenlands beleid, terwijl voor veel andere landen het handelsbeleid als middel wordt gebruikt voor politieke doelen (zie bv huidige sancties tegen Rusland i.v.m. Oekraïne). Het belang van de oprichting van de EG (en de voorloper Europese Kolen en Staal Gemeenschap, EKGS) is vooral gelegen in het bewaren van een goede balans tussen Frankrijk en Duitsland. Nederland had hier geen eigen groot belang: het moest eenvoudig meedoen in het concert van de grote landen.
Nederland heeft zijn buitenlandse politiek na de oorlog nog lang volgens de aangegeven lijnen kunnen ontplooien. Met de val van de muur en het einde van de “koude oorlog” wordt dit steeds problematischer.
Na de val van de Berlijnse muur in 1989
De verhoudingen in de wereld veranderen drastisch en dat vraagt om andere allianties.
Zo wordt de EG omgevormd tot EU en krijgt een veel politiekere functie. Dat maakt dat er een intensievere relatie met de NAVO ontstaat. De NAVO op zijn beurt wordt veel meer dan vroeger een offensieve rol toebedeeld (bv in Joegoslavië, Irak en Afghanistan). Die rol van de NAVO stelt Nederland steeds weer voor de vraag hoe die te rijmen met het internationaal recht en de rol van de VN. In de praktijk volgt Nederland vaak het beleid van de VS (zie bv steun aan de inval in Irak in 1993). Opmerkelijk is dat Nederland zo Atlantisch is ingesteld, in tegenstelling tot bv België dat veel meer Europees is georiënteerd. Volgens spreker komt dat (mede) doordat Den Haag aan de rand van het land ligt. De Noordzee biedt zicht op Engeland (en in het verlengde daarvan) op de VS. Als er gevaar dreigt biedt de zee een veilige uitweg (die is ook als zodanig vaak gebruikt, denk aan vertrek van de regering in 1940). Het gevaar komt voor Nederland ook altijd van het land (Rampjaar in 1672, inval van het Franse leger in 1795, inval leger van Hitler in 1940). Typerend is ook de uitspraak van politici bij het bezweren van een crisis (“zij gaan dan het land in”).
Spagaat
Het is in de huidige tijd voor Nederland, als lidstaat van de EU, erg moeilijk twee heren te dienen, t.w. de VS en de VN.
In concrete gevallen is steeds een keuze wat te doen heel lastig. Die keuze wordt daarom het liefst vermeden en indien gemaakt vaak niet helder gecommuniceerd. Dat leidt ook tot ingewikkelde beslissingen die de kool en de geit sparen : “voor de bestrijding van IS wel bombarderen in Irak, want dat is niet in strijd met internationaal recht; niet bombarderen in Syrië, want dat mag niet”. Volgens spreker is het overigens opmerkelijk dat het debat in het parlement over de inzet van Nederland zich (weer) beperkt tot een discussie over de legitimiteit van deze missie. De vraag of die missie eigenlijk wel zinvol en effectief is komt daarbij - en dat ik kenmerkend voor de Nederlandse politieke opstelling - nauwelijks aan de orde. Een ander voorbeeld is de positie inzake Israël. VS geven sterke steun, vrijwel onvoorwaardelijk, aan het beleid van Israël inzake de Palestijnen. Nederland heeft veel kritiek op Israël, maar steunt de facto toch het beleid van de VS.
Het is duidelijk dat een groot land als de VS zich niet de wet laat voorschrijven door het internationale recht als dat zo uitkomt. De VS zijn daarom ook geen lidstaat geworden van het Internationaal Gerechtshof (ICC) in Den Haag en werd in 2003 een VN resolutie voor een inval in Irak niet onontbeerlijk geacht. Dat de VS zich al lang als een bijzondere natie beschouwt licht spreker toe met een historische anekdote. Tijdens het overleg tussen Roosevelt, Stalin en Churchill op Yalta heeft Roosevelt voorgesteld om een afspraak te maken over algehele ontwapening. Maar dan wel met één uitzondering, namelijk de VS. Immers er diende een land bewapend te blijven om als een soort politieagent te kunnen optreden!
Gezien zijn lange historie en veelvormige talen en culturen is de opstelling van Europa op een andere leest geschoeid. Europese landen zijn veel relativerender over eigen gelijk. Hebben daarom enig begrip voor recente optreden van Putin (al is hij volgens spreker ook een schurk). Immers redelijke argumenten worden niet a priori ter zijde geschoven. Dus veel minder een houding van “wie niet voor ons is, is tegen ons” (zoals president G.W. Bush als beleid hanteerde).
Slotconclusie
Grote landen als Rusland en de VS voeren veel meer dan de Europese landen een echte Realpolitik (zo schudde Cheney ooit de hand van Saddam en gaf de VS steun aan Irak tegen Iran). Nederland zal moeten leren leven met dit gegeven, en zich er een weg in moeten vinden. Moet echter wel er voor waken te veel toe te geven aan populistische verlangens om internationale verdragen (bv het bilaterale verdrag met Marokko, het internationale Vluchtelingenverdrag) op te zeggen. Die blijven belangrijke toetsstenen van onze beschaving.
Transscriptie: J. E. van Dam / 29 januari 2015